Technisch reglement solomotoren

Technisch reglement solomotoren

Hieronder vindt u het technisch reglement voor de solomotoren.

1. Motorblok

Alleen het gebruik van origineel bewerkte gietstukken zoals gebruikt in de gestelde periode is toegestaan. niet toegestaan is het gebruik van materialen lichter dan de oorspronkelijke uitvoering.

Het veranderen van de klephoek en/of het origineel aantal kleppen is niet toegestaan.

2. Vloeistofkoeling

 Als koelvloeistof mag alleen water gebruikt worden.

3. Carburateurs

Het gebruik van een carburateur met een vlakke gasschuif of een D-schuif is toegestaan. Acceleratiepompen en alle vormen van drukvulling zijn verboden.

4. Brandstoftank en olietank

Vuldoppen moeten lekvrij afsluiten en zodanig gesloten en gezekerd zijn, dat losraken tijdens het rijden of bij een val voorkomen wordt. Kranen mogen niet lekken.

Olieleidingen dienen te zijn voorzien van een aangeperste wartel (geen slangenklemmen).

Oliekoelers zijn niet toegestaan.

5. Brandstof

Er mag alleen gereden worden met normaal verkrijgbare handelsbenzine.
Alle andere soorten brandstof zijn verboden.

Er is echter een uitzondering voor motoren t/m bouwjaar 1949, want alleen voor deze motoren is de brandstof methanol toegestaan, mits het gebruik van methanol bij het bestuur aangemeld is en als ter herkenning een rode sticker met een diameter van 30 mm op de voorste nummerplaat is aangebracht.

6. Olieverlies

Alle motorrijwielen dienen te zijn voorzien van een vilt of schuimrubber plaat, om eventueel olieverlies op te vangen. Deze plaat dient het motorblok en de versnellingsbak zoveel mogelijk af te dekken. Het ter keuring aangeboden motorrijwiel dient lekvrij te zijn en de plaat dient schoon en droog te zijn.

7. Ontluchtingen

Alle ontluchtingen dienen uit te monden in een doorzichtig opvangreservoir van voldoende capaciteit. Deze reservoirs dienen verticaal bevestigd te zijn.

8. Frame en achtervork

Moeten van originele makelij te zijn. Mogen niet vervaardigd zijn van lichter materiaal zoals gebruikelijk in bedoelde periode.

9. Stuuruitslag

De stuuruitslag naar beide zijden mag maximaal 30° zijn en moet een “harde” aanslag hebben. Met de voorvork tegen de aanslag moet er een hand (vuist) tussen tank en stuur kunnen.

10. Speling

Het balhoofd, de achtervorklagering en ook de wiellagers mogen geen voelbare ruimte hebben. Kettingwielen en kettingen van zowel de primaire als secundaire transmissie mogen niet abnormaal versleten zijn.

11. Grondspeling

Solomotoren moeten onbelast over een hoek van 50° naar links en naar rechts gekanteld kunnen worden zonder dat daarbij een deel van de motorfiets de grond raakt. (exclusief banden). Denk met name aan de hoogte van de voetsteunen.

12. Vering

 Zowel de voor- als achtervering dient origineel te zijn. Veerelementen met een zogenoemd extra reservoir zijn niet toegestaan.

13. Wielen

Alleen gevlochten spaakwielen met een diameter vanaf 18 inch zijn toegestaan. Deze zonder speling of gebroken spaken ter keuring aanbieden.

Indien er in het originele motortype wielen waren gemonteerd van een (aantoonbare) afwijkende diameter, is dat toegestaan.

14. Banden

De banden dienen bij voorkeur goedgekeurd te zijn voor de openbare weg. Dienen geen droogtescheuren of andere ouderdomsverschijnselen of beschadigingen te vertonen. De maat moet identiek zijn aan het bouwjaar van de motorfiets. Uitsluitend geprofileerde banden zijn toegestaan. De minimum profieldiepte bedraagt 1,5 mm. De ventielen van het type Schröder (autoventiel) dienen te zijn voorzien van metalen stofdoppen.

15. Remmen

Alle motorrijwielen moeten zijn uitgerust met ten minste twee krachtige en goed functionerende remmen (op ieder wiel één) die onafhankelijk van elkaar werken.
Schijfremmen zijn niet toegestaan.

16. Geluid en uitlaatsysteem

Maximum toelaatbaar is 98 dB(A).
Het uitlaatsysteem dient degelijk bevestigd te zijn en evenwijdig aan het motorrijwiel mee naar achteren te lopen. De uiteinden mogen niet naar de zijkant uitsteken.

17. Borgen

Aftappluggen voor olie, vuldoppen e.d. voor olie, oliefilter (deksels), bevestiging van uitlaat, kortom alle onderdelen die los kunnen trillen moeten met draad geborgd zijn.

18. Hendels

De bedieningshendels (rem en koppeling) moeten aan de greep (uiteinde) bolvormig zijn. De diverse hendels moeten elk een afzonderlijk draaipunt hebben.

19. Gashendel

De gashendel moet van zodanige constructie zijn, dat wanneer het niet aangeraakt wordt vanzelf sluit, waardoor de gasschuif(-ven) vrijwel sluit(en).

20. Handvatten

 De uiteinden mogen geen scherpe randen bevatten.

21. Kabels

De kabels moeten in goede conditie zijn. De kabelnippels moeten gesoldeerd zijn, dus geen schroefnippels.

22. Schermen

Open draaiende delen zoals kettingen, koppelingen e.d. dienen op deugdelijke wijze te zijn afgeschermd teneinde te voorkomen. dat rijders en/of passagier daarin met enig lichaamsdeel of kleding bekneld kunnen geraken. Als een volledige kuip niet aanwezig is, is een voorspatbord verplicht.

23. Nummerborden

Ovale nummerborden moeten aangebracht zijn aan de voorzijde van de motor en aan de linker en rechter achterzijde ter hoogte van de achteras, resp. linker en rechter zijde van een volle stroomlijnkuip. Scherpe randen afronden en/of met profiel afwerken zodanig dat er geen verwondingen kunnen worden aangebracht. De cijfers, met een hoogte van 12 cm, moeten duidelijk leesbaar zijn. Cijfers en de achtergrondkleur mogen op het achterzitje aangebracht zijn.

24. Kleurcombinatie
Klasse Bord Cijfer
50 cc wit zwart
125 cc groen wit
125 cc – veteranen groen wit
250 cc geel zwart
350 cc rood wit
500 cc wit zwart
pré 50 wit rood
zijspan vrij vrij
25. Stroomlijnen en kleurstelling

Het gebruik van zowel stroomlijnen als tophalfs is toegestaan. Het uiterlijk en de kleurstelling van de motorrijwielen dient de uitstraling te hebben van de bedoelde periode.

26. Kleding/helmen

Gedragen dient te worden zwarte of bruine lederen kleding uit de periode welke de HMV vertegenwoordigt. Verplicht zijn in elk geval lederen kleding, lederen laarzen (minimaal enkelhoogte) en handschoenen.

Over helmen: gedurende de training en de demo is een goed passende integraalhelm of systeemhelm met idem gelaatsbescherming verplicht. De helm dient op een  deugdelijke wijze te zijn bevestigd. De helm moet van binnen en buiten onbeschadigd zijn, voorzien zijn van ECE- keurmerk en HMV – toelatingssticker. Na beschadiging moet de helm opnieuw ter beoordeling worden aangeboden. Aanbevolen wordt om een helm na 5 à 6 jaar te vervangen door een modern, veiliger exemplaar.

Alleen tijdens een rijdersdefilé is het nog toegestaan om met een zogenaamde pothelm te rijden.

27. Diversen

Deelnemende motorrijwielen mogen niet uitgerust zijn met:

  • kunststof voetsteunen
  • koplamp
  • achterlicht
  • spiegels
  • kentekenplaat
  • bagagedrager
  • midden-voor-achterstandaard
  • duo-steunen
  • kickstarter
  • elektrische startmotor
  • schijfrem(men)
  • aanjagers
  • acceleratiepomp
  • km- of ml-teller en elke andere vorm van snelheids- of tijdsmeting

Toerentellers uit de bedoelde periode zijn toegestaan.
Alsvoor de primaire aandrijving een riem gebruikt wordt, is dit toegestaan mits het aan de buitenzijde niet te zien is, echter de voorkeur ligt altijd bij de originele aandrijving.

28. Slotbepaling

In alle voorkomende gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van de HMV.

Opmerking over het starten

Alleen de *duwstart is toegestaan. Rijders die de machine niet zelf kunnen aanduwen, starten met hulp van een helper vanaf de achterste startrij.